Hoewel Axat een dorpje is waar zelfs het kleinste gat in Nederland volgens mij nog groot naast lijkt, waren er voor deze gelegenheid toch aardig wat mensen naartoe gestroomd. Toen we rond 12 uur aan kwamen rijden, ongeveer 3 uur vóór de renners ook maar in de buurt zouden komen, was de desbetreffende weg al afgesloten. Dus moest de hele toegestroomde meute zijn auto keren en maar een parkeerplekje ergens anders gaan zoeken. Ook langs de weg die een tijdje later door de fietsen van de wielrenners geraakt zou worden, was het al een drukte van jewelste. Er waren opvallend veel Nederlanders (“Jij ook een plakje kaas?” “Hier, neem een stuk pizza!”). Mensen klapten picknickstoeltjes uit, zetten parasols op en haalden drinken uit een koeltas. Wij spreidden ons picknickkleed.
Rond 1 uur, een halfuur te vroeg, kwamen de eerste auto’s van de karavaan langs rijden. Hoe meer wagens er kwamen, hoe spectaculairder ze werden. Wagens met metershoge wielrenners en beren bovenop, wagens bedekt met nepstokbroden – je kon het zo gek niet bedenken of het kwam voorbij als reclame. Het leek wel carnaval! Het merendeel strooide, wat de vergelijking alleen maar beter maakt, ook dingen naar buiten. Gratis petten, snoepjes, kranten… Alle toeschouwers waren inmiddels opgestaan en zwaaiden naar de wagens in de hoop bekogeld te worden met prulletjes. Wij ook, als echte Nederlanders die van gratis spullen houden. De mensen naast ons, die alles voor onze neus weggrepen, waren dan ook een grote bron van irritatie. ‘Niet gefrustreerd worden, hoor,’ lachte de Nederlander aan onze andere kant.
Toen die wagens weg waren begon het wachten weer. Ik pakte mijn boek weer op en probeerde tegelijkertijd wat schaduw mee te pakken van onze buren met parasol en een hondje weg te houden bij ons kleed. Alleen al daarvan gutste het zweet over mijn voorhoofd – ik had medelijden met de sporters zelf. Ik ving een telefoongesprek op waaruit ik opmaakte dat er vier renners een voorsprong hadden en er bijna zouden zijn. Een helikopter bleef boven ons stil hangen. ‘Papa, moet ik je fototoestel niet vast pakken?’ vroeg ik, hoewel op de site had gestaan dat het nog wel even zou duren. Op dat moment kwamen ze de bocht om, de koplopers. Toen de menigte eenmaal doorhad dat het begonnen was en begon te joelen, waren ze al bijna weer uit het zicht. Ik had mijn hand, met mijn vaders fototoestel erin, nog bevroren in de lucht hangen.
Niet veel later kwam de rest, gezellig met z’n allen achter elkaar. Ik probeerde zoveel mogelijk te registreren in mijn hoofd. Eén wielrenner keek geërgerd om en liet ons zo een blik werpen op zijn gezicht. Binnen een minuut was het voorbij. ‘Was dit het al?’ vroeg mijn moeder teleurgesteld. 3 uur wachten voor zo’n 2 minuten vermaak. Maar toch was het het waard. Want hé, nu kan ik wel mooi zeggen dat ik de beroemde Tour heb gezien. En vervolgens nog een hap van mijn gratis Madeleine nemen.