De ongeschreven 3 (of 2, 5 of 10 – misschien, als je er iets geloofwaardigs bij vertelt, kun je er bij hoge uitzondering ook wel een brutale 20 van maken) seconden regel heeft zelfs een eigen pagina op Wikipedia. Maar hoe stelt men zich dat voor? Dat alle bacteriën een paar millimeter van waar je eten valt op de grond zitten en niet hard genoeg naar hun nieuwe slachtoffer toe kunnen snellen om er binnen 3 seconden te zijn? Of dat ze er wel al zitten, maar zo’n vertraagd reactievermogen hebben dat ze het pas 3 seconden nadat ze verpletterd zijn kunnen merken en het gevallen stukje eten kunnen beklimmen, of hoe ze het dan ook maar mogen aantasten? Dat zijn de scenario’s die ik in mijn hoofd krijg bij deze regel (ja, ik heb biologie laten vallen… mijn beeld van bacteriën – een zwarte, harige versie van het lieveheersbeestje met gekleurde flikkerende ogen – lijkt vast ook in geen enkel opzicht op de werkelijkheid). En hoe langer ik erover nadenk, hoe vreemder mijn gedachten worden.
En daarbij, waarom is er geen vaste tijdslimiet? Ligt dat er maar net aan hoe snel iemand is? Misschien is er ooit wel iemand met een minuut begonnen – in de Middeleeuwen of zo, toen was eten weggooien vast meer dan een zonde. Hoe minder het aantal seconden dat je in de regel brengt, hoe moderner je bent… Ach, misschien moet ik er gewoon niet over nadenken en net als velen deze regel opvolgen. Want als mijn gevallen boterham pas 3 seconden in de modder ligt, zal hij vast nog wel lekker zijn. Zoals ze zeggen in Rusland: snel opgeraapt wordt niet als gevallen beschouwd. Ahum. Nee, laat mij dan maar lekker de modernste van allemaal zijn: dan raap ik hem zelfs na een honderdste seconde niet meer op.