‘Bleh, ik moet rennen naar de auto en hoop dat ik niet nat word: let’s go’. Ik ren naar de auto en start hem. Het regent zo hard dat ik mijn ruitenwissers op het aller hardst zet. Ze doen goed hun best, maar niks is sterker dan de regen. Ik moet overal 10x -links-rechts-links- kijken zodat ik niets over het hoofd zie. Er is een fietser die door rood fietst, zonder licht. Ik zie hem niet dus moet hard remmen. ‘Hallloo doe je licht is aan joh’, vloek ik in mezelf. Ik rij geërgerd en nóg voorzichtiger door.
Ik ben bijna bij mijn bestemming, “binnen, buiten, dode hoek”: het is vrij. Ik sla rechtsaf en hoor een harde brul. Ik rem maar zie niemand. Opeens klopt een man op mijn raam en schudt boos zijn hoofd. “Sorry meneer, maar ik kan je echt niet zien wanneer je fietst zonder licht in deze regen”. Angstig en boos rijd ik verder. “Pffff doe alsjeblieft je licht aan mensen”. Mocht er iets gebeuren dan is het mijn schuld, maar ik kan niet nóg voorzichtiger doen…
De volgende dag stap ik om 17:00 op de fiets, het is al schemerig en het miezert. Het eerste wat ik doe is; licht aan. Ik weet nu hoe het voelt om in de auto te zitten en te vloeken op mensen zonder licht. Ik denk dat ik liever 10 minuten fiets in de regen (met licht) dan een half uur autorijden in de regen met fietsers zonder licht.