De regen komt echt met bakken uit de hemel als ik mijn jongere broertje naar beneden hoor stommelen. Hij heeft zijn eerste weken als brugklasser erop zitten. Langzaamaan is hij aan het wennen aan het schoolritme: het vroege opstaan, lang onderweg en laat weer thuis. Terwijl ik nog in bed lig denk ik aan de verschillen en overeenkomsten tussen mij, als meisje, en mijn broertje, 10 jaar jonger.
Hoewel ik meestal niet merk dat die verschillen steeds groter worden, kon ik mijn eigen begin van de middelbare goed herinneren. Het was dus een makkelijk punt om te vergelijken. Ook bij mijn broertje begonnen de zenuwen hoe het zou zijn vrij vroeg. Wat voor kinderen zitten er in de klas? Zijn ze aardig? Heb ik de goede kleding en spullen? Zal ik niet te veel buiten de boot vallen?
Bij mij uitten die zenuwen zich in heel vroeg voorbereiden: al mijn schoolspullen ruim van tevoren kopen, aan verkopers vragen welke tassen het meest verkocht werden, en waar ik mijn kleding het best kon kopen. Bij mijn broertje uiten die zenuwen zich in een soort muur van desinteresse die hij opwerpt. Zijn schoolspullen zijn door mijn moeder gekocht, omdat hij er zelf geen tijd voor wilde maken.
Toen we echter voor zijn schooltas gingen winkelen kwam de onzekere puber naar boven. We hebben eindeloos bij verschillende tassen gestaan, ze vergeleken, gekeken of ze wel sterk genoeg waren, en of zijn laptop in een apart vak kon. We zijn zelfs even weg gegaan en later terug gekomen, zodat hij langer de tijd had om te beslissen. Uiteindelijk heeft hij kunnen kiezen voor een East-Pack.
Terwijl ik denk aan de verschillen en overeenkomsten tussen mij en mijn broertje hoor ik mijn moeder beneden roepen: Je komt te laat als je nu niet opschiet!
En terwijl ik me omdraai en lekker in bed blijf liggen bedenk ik: hoe groot de verschillen tussen mij en mijn broertje mogen lijken, we zijn allebei standaard nèt op tijd.